Jacob Jordaens I, Studies van de kop van Abraham Grapheus, Museum voor Schone Kunsten, Gent

Bij het ontwerpen van schilderijen, sculpturen, glasramen, wandtapijten, zilverwerk en architectuur beginnen kunstenaars uit de barok doorgaans met kleine schetsjes op papier (pensieri). Die prille ideeën kristalliseren zich dan verder uit in een een tekening, een olieverfstudie, een klei- of wasmodel. Zo'n eerste totale weergave van een concept noemt men een bozzetto. Het geeft de voornaamste vormen en lichtwerking weer. Op basis hiervan maakt de kunstenaar vervolgens detailstudies van gezichten, handen, kledij en ornamenten. In een volgende stap overweegt hij welke kleuren hij zal gebruiken. Al die bijkomende gegevens stellen hem in staat om een juister beeld van zijn ontwerp te creëren in de vorm van een modello. Sommige schilders verkiezen om al dit voorbereidende werk onmiddellijk op het paneel of het linnen te verrichten. Dat kunstenaars hun kunstwerken zelf van a tot z bedenken en realiseren, is in de barok eerder uitzonderlijk. Veelal geeft de ontwerper het betrouwbare modello door aan schilder- of beeldhouwassistenten, aan graveurs, tapijtwevers, zilversmeden of aannemers die er mee aan de slag gaan. Bij ontwerpen voor prenten, wandtapijten en glasramen is het ontwerp op dezelfde schaal als het uiteindelijke kunstwerk. In de laatste twee gevallen gaat het om kartons op groot formaat. In de zeventiende eeuw gelden ontwerpen, bozzetti en modelli slechts als werktekeningen en beschouwt men enkel het daaruit voortspruitende werkstuk als kunst. Dat verandert wanneer kunstliefhebbers ontwerptekeningen omwille van hun intrinsieke schoonheid en zeldzaamheid gaan verzamelen.

Nico van Hout

CC BY (Creative Commons 4.0)

Date