Het Hoogaltaar van de Kapellekerk in Brussel, nu te zien in de Sint-Joostkerk in Sint-Joost-ten-Node, naar een ontwerp van Peter Paul Rubens

KMSKA-conservator Valerie Herremans heeft de voorbije jaren intensief onderzoek verricht naar Rubens' activiteit op vlak van sculptuur en architectuur. Ze schreef haar bevindingen neer in een nieuw volume van het Corpus Rubenianum Ludwig Burchard. Deze publicatiereeks van het Rubenianum beschrijft het volledige oeuvre van Rubens wetenschappelijk en is rijkelijk geïllusteerd.

Herremans toont een beeld van Rubens als all-roundkunstenaar dat weinig gekend is. Vanaf 1606 verviel in Antwerpen het privilege van de metsers en steenhouwers om werken in steen uit te voeren. Voortaan mochten ook de kunstenaars van het Sint-Lukasgilde zich bemoeien met sculptuur en architectuur. Bovendien werd de activiteit van het ontwerpen meer en meer als een intellectuele bezigheid beschouwd. Dit alles betekent dat de oorspronkelijke vakmannen een geheel nieuwe concurrent kregen, de schilder-architect die zich voornamelijk bezighield met het ontwerpen, en waartoe Rubens behoorde. Bij het meedingen voor opdrachten voor altaaromlijstingen of portieken en gedenktekens of grafmonumenten, gebruikte Rubens zijn schildervaardigheid als troefkaart. Hij kon totaalprojecten – schilderij en architecturaal sculpturale omlijsting – als geen ander op papier en paneel visualiseren voor de opdrachtgever. Daarbij gebruikte hij ook Italiaanse invloeden, zoals bijvoorbeeld van Michelangelo. De ontzettend sterke concurrentie en de enorme kosten die bij deze projecten kwamen kijken, maakten echter dat Rubens niet altijd zegevierde. Zelfs in een brief aan aartshertog Albrecht liet hij zijn frustatie hierover blijken.

In haar publicatie bespreekt Herremans stuk voor stuk alle gekende altaren, grafmonumenten, gedenkstukken en architecturale reliëfs die we kennen van Rubens. Dit was een huzarenstukje, gezien vandaag nog maar weinig bewaard is gebleven. In de parochiekerk van Sint-Joost-ten-Node (Brussel) zijn nog twee altaren aanwezig die waarschijnlijk volledig naar Rubens’ ontwerp tot stand zijn gekomen (foto). Deze dateren van c. 1616–1617, wat Herremans beschouwd als Rubens’ doorbraakperiode als schilder-architect, toen hij samenwerkte met zijn overbuur en vriend, de beeldhouwer Hans van Mildert. In de parochiekerk van Zundert (NL) zijn dan weer drie grote sculpturen bewaard die afkomstig zijn uit de Antwerpse Sint-Michielsabdij. Voorts heeft Herremans zich moeten beroepen op tekeningen, olieverfschetsen die steeds verzaagd zijn, gravures en vermeldingen in brieven en archiefdocumenten.

Dat Rubens zijn succes niet steeds kon verzilveren op het vlak van architecturale sculptuur komt volgens Herremans mede doordat zijn uitvindingen voor waren op hun tijd. Beeldhouwers en schilders-architecten die na Rubens kwamen, zoals zijn leerlingen Lucas Faydherbe en Erasmus Quellinus II, recycleerden de inventies van hun meester veelvuldig en met succes.

Meer informatie
Lees meer over het Corpus Rubeniaum op de website van het Rubenianum.