Na zijn terugkeer uit Italië, in 1609, kreeg Rubens in Antwerpen zeer snel belangrijke opdrachten. Het kerkbestuur van de Sint-Walburgiskerk contacteerde hem in 1609 voor het schilderen van de 'Kruisoprichting', een opdracht waarbij de koopman en mecenas Cornelis van der Geest een grote rol speelde. In 1610 begon Rubens met dit werk en op het einde van dit jaar of in het begin van 1611 voltooide hij het. Men weet dat Rubens, die nog niet over zijn atelier aan de Wapper beschikte, de grote panelen in de kerk zelf beschilderde, onttrokken aan het oog van de gelovigen door een scheepszeil. Hij kreeg voor de opdracht in totaal 2600 gulden, die hem in schijven werden uitbetaald in de jaren 1610 tot 1613.
Het altaarstuk, bestemd voor het hoogaltaar van de kerk, werd naar Vlaamse traditie uitgewerkt in de vorm van een drieluik. In geopende toestand toont het een breed opgezette compositie die doorloopt over de drie panelen. Op het middenpaneel wordt het diagonaal geplaatste kruis rechtgetrokken en -geduwd door gespierde beulsknechten en geharnaste soldaten. Op de luiken zien wij aan de linkerkant de treurende vrouwen met Maria en aan de rechterkant soldaten, de honderdman die de terechtstelling leidt en de twee moordenaars die samen met Christus zullen worden gekruisigd. Op de buitenluiken zijn vier heiligen afgebeeld die in verband staan met de geschiedenis van de Kerk.
In 1794 werd de triptiek door de Fransen uit de kerk weggehaald, en naar Parijs overgebracht; ze werd er tentoongesteld in de 'grande galerie' van het Louvre tot in 1815. Na de nederlaag van Napoleon keerde de triptiek naar Antwerpen terug. De Sint-Walburgiskerk was echter inmiddels afgebroken en het altaarstuk kreeg in 1816 een nieuwe bestemming in de kathedraal, waar het een waardige tegenhanger vormt van 'De kruisafneming'. Wel is er een afbeelding bekend van het drieluik op zijn oorspronkelijke locatie. Het altaarstuk is te zien op een schilderij van Anton Gheringh dat het interieur van de verdwenen Sint-Walburgiskerk toont in 1664 (bewaard in de Sint-Pauluskerk, Antwerpen). Het altaar stond op een zeer hoog gelegen koor waar een lange reeks trappen naartoe leidde. Uit dit interieurzicht leren we bovendien dat Rubens' altaarstuk complexer was opgebouwd dan wij het nu kennen. Onder de triptiek waren drie predellastukken aangebracht. Erboven stond nog een schilderij met een afbeelding van God de vader, geflankeerd door twee grote engelen uitgesneden in paneel. Tussen 1735 en 1737 werd deze altaarconstructie van 1610 gemoderniseerd en voorzien van een marmeren omlijsting van Willem Kerrickx, waarbij de bekroning en de predellastukken verwijderd werden; in 1737 werden deze verkocht in de beurs.
(hdv)
(Bron: www.rubensonline.be)