The scullery maid
Production date
1663 – 1665
Collection
Object number
S/9/W
Material

oil on canvas

Dimensions
187 cm x 118 cm
Keywords

In een keuken staan een jonge keukenmeid, een oudere man en een keukenhulpje achter een aanrecht. De keukenmeid, gekleed in een rood lijfje met een witte schort, staat rechts op het schilderij en strekt de rechterarm naar de keukenhulp, die links op het werk afgebeeld staat. Achter de vrouw staat een oude man gekleed in een bruine mantel en een zwarte steek. Hij legt de rechterhand op de rechterschouder van de meid en met zijn linkerhand houdt hij haar linkerpols vast. Het keukenhulpje heeft gevogelte in zijn armen. Voor hem, op het aanrecht, ligt vlees en gevogelte. Links van de jongen staat een grote mand met bloemen. Helemaal rechts op het aanrecht profiteert een kat van de onoplettendheid van de aanwezigen. Op de achtergrond zijn er allerlei objecten te herkennen. Achter de meid en de oude man is een landschap te zien dat een grote overschilderde partij is. Links ervan hangt een schap met daarop twee borden en een pot, eronder hangt een drinkkruik aan een haak. In de linkerbovenhoek zien we een schoorsteenmantel.

Aanzienlijke delen van dit boeiende schilderij zijn oude overschilderingen. De grootste is het landschap in de rechterbovenhelft van het keukeninterieur. Zelfs met het blote oog is te zien hoe de richel met tinnen borden eronder doorloopt. Het landschap doorsnijdt links een schenkkan die aan diezelfde richel ophangt. Ook links wordt het bosgezicht omlijst door een donkere schaduwstrook, die echter niet doorloopt onder de hand van de vrouwenfiguur.
Ondanks dit toegevoegde landschap blijft de scène herkenbaar als een keukenstuk. Dat genre was een nieuwigheid omstreeks het midden van de zestiende eeuw en bleef zeer geliefd tot halfweg de zeventiende eeuw. Tijdgenoten waardeerden de natuurgetrouwe weergave van etenswaren, maar ook de zinnelijke betekenissen die erin vervat lagen en die vaak toespeelden op de vleselijke wellust. ‘Vleselijk’ is het stilleven op het voorplan zeker te noemen: behalve een groot karkas zijn een kalkoen, een fazant en een kip te herkennen. Vlees en zeker gevogelte hadden ronduit seksuele connotaties.
Die betekenis is ook in dit keukenstuk manifest aanwezig. Rechts staat een opvallend liefdespaar bestaande uit een jonge keukenmeid en een oude man. Keukenmeiden belichaamden al in het zestiende-eeuwse keukenstuk de verleiding die uitgaat van het aardse en het sensuele. Toch lijkt deze meid nogal onbewogen onder de aanrakingen van de man achter haar, die licht grijnzend de blik van de toeschouwer zoekt. Alleen haar blos en het opvallende armgebaar waarmee ze de jonge keukenhulp om vlees vraagt, zijn te lezen als een teken van haar liefdeshonger. Verdere allusies zijn te vinden in de mand links, met selderstengels en (slappe!) wortelen als fallische elementen en de kool als een symbool voor de uitnodigende vrouwenschoot. Dat laatste geldt ook voor de kruiken boven en onder haar wijzende linkerhand. De schouw links straalde een warme (liefdes)gloed uit. De heimelijke kat die in de rechteronderhoek een stukje slachtafval komt stelen, stond bekend als een ondeugdelijk dier dat louter zijn instincten volgt.
Behalve de landschapspartij bevat dit schilderij nog meer oude retouches. De zwarte steek op het hoofd van de man is een overschildering, net als de onhandig geschilderde vingers van zijn rechterhand en de haarband van de vrouw. Deze duidelijke herwerkingen in de rechtse zone manen aan tot een voorzichtige interpretatie van de signatuur op de tafelrand. Traditioneel identificeerde men de schilder als Jan Baptist Wolfaerts (1625-1671/87), maar dit keukenstuk is geenszins in overeenstemming met diens gekende werk, thematisch noch stilistisch. Naar stijl staan de halflijfse, uitgesproken barokke figuren zeer dicht bij het werk van zijn vader Artus Wolfordt of Wolfaerts. Hij overleed in 1641, wat in tegenstrijd is met de datering 1665, zoals die nu te lezen is. Ook dat jaartal draagt echter de sporen van oude beschadigingen en retouches. Een lezing als 1633 – zoals ook het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium noteerde – zou deze toeschrijving aannemelijker maken, maar vergt verder onderzoek.