Museum voor Schone Kunsten Gent
Contact

Museum voor Schone Kunsten Gent

Fernand Scribedreef 1

9000 Gent

België

T 0032 (0)9 240 07 00

museum.msk@gent.be

Website

Tijdens de Franse bezetting in 1792 eisten de revolutionaire troepen schilderijen, sculpturen en andere waardevolle voorwerpen van kerken, religieuze orden, gilden of andere caritatieve instellingen op. Het gemeentelijk bestuur van Gent verzamelde werken die bestemd waren voor het toekomstige Musée du Département de l'Escaut en redde op die manier kunstwerken van de ondergang. Deze werken werden meteen ondergebracht in de abdij van Baudeloo. Toch werd een eerste selectie gemaakt van werken die naar het Louvre of naar andere nieuw opgerichte musea in Franse provincies werden gestuurd. De vier centrale panelen van De aanbidding van het Lam Gods van de Gebroeders van Eyck werden verscheept naar Parijs, maar ook werken van Rubens (waaronder De roeping van de Heilige Bavo, ook afkomstig van de Sint-Baafskathedraal), Gaspar de Crayer, Gerrit Honthorst, Theodoor Boeyermans, Theodoor Rombouts en anderen verdwenen richting Frankrijk. De werken die in Gent bleven, en voorbestemd waren voor het nieuwe museum, vormen de basis van de collectie van het huidige Museum voor Schone Kunsten.Vanaf 1802 worden deze werken overgebracht naar de kerk van de oude Sint-Pietersabdij. Ze zijn toegankelijk voor het publiek.

In 1810 koopt de stad Gent op een locale kunstveiling 5 tapijten uit de reeks Verheerlijking van de goden (1707) naar cartons van Jan van Orley (1665-1735) en Augustin Coppens (1668-1740). Eén jaar later in 1811 installeert men het museum in de gebouwen van de academie. Omwille van educatieve redenen wil men beide instellingen fuseren. De docenten van de academie betreuren het gebrek aan opleiding van toekomstige kunstenaars en hopen dat het voorbeeld van de werken van de Vlaamse kunstenaars uit de gouden eeuw een deugdelijk effect zal hebben.

Onder de kunstwerken die in de academie tentoongesteld worden, bevinden zich onder andere Rubens' De Heilige Franciscus ontvangt de stigmata, een van de drie werken uit de Recollectenkerk (de twee andere gingen naar het Palais des Beaux-Arts in Rijsel en de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel) maar ook verschillende doeken van Gaspar de Crayer, waaronder De kroning van de Heilige Rosalia (gerestitueerd in 1817) en de werken gemaakt voor de decoratie van de Triomfboog bij de Blijde Intrede in Gent van kardinaal-infant Ferdinand van Spanje in 1635. Maar ook De droom van de Heilige Jozef van Gerard Seghers. Ook andere religieuze werken maken deel uit van ditzelfde fonds. Het betreft in hoofdzaak werk van plaatselijke schilders uit de omgeving van Gaspar de Crayer of werk dat onder de gemeenschappelijke noemer van het caravagisme werd ondergebracht. Het gaat om werk van eerder gemiddeld niveau, met uitzondering van de stukken van Jan Janssens. We denken aan het werk van Nicolas de Liemaeckere (1575-1646), Antoon van den Heuvel (Circa 1600-1677) en Anselmus Van Hulle (1601- na 1674). Daarnaast zijn er ook stillevens, landschappen en interieurscènes die tijdens de Franse bezetting in bezit genomen werden, zoals bijvoorbeeld Stilleven van Willem Claesz. Heda (1594-1680), Stilleven van Paul de Vos of de kerkinterieurs van Hendrik Cornelisz. Van Vliet (1611-1675). Weinig beeldhouwwerken vinden hun weg naar het museum. De marmeren Heilige Livinus van Laurent Delvaux (1696-1778) van de preekstoel van de Jezuïetenkerk in Gent is een uitzondering.

De ruimten in de academie die voorbehouden zijn aan de collectie van het museum zijn krap en laten niet toe om de collectie in haar volledigheid te presenteren. Dit gemis aan ruimte zorgt voor een tweede probleem: er is geen plaats voor de nieuwe aankopen. Tussen 1810 en de oprichting van de Vrienden van het Museum voor Schone Kunsten in 1897 worden weinig nieuwe werken opgenomen in de collectie, met uitzondering van Portret van Jan Boecksent, in 1814 gegeven door François Huyttens (?-1819), directeur van de academie en De verlossing van de heilige Petrus van Pieter Neefs I (1578-1661), gegeven in 1832 door Charles Van Hultem (1764-1832) die een van de belangrijke figuren bij het ontstaan van het museum was en Allegorie van de vijf zintuigen van Theodoor Rombouts dat gekocht werd in 1860 op een publieke verkoop van de nalatenschap van kanunnik Antonius Triest (1576-1657), bisschop van Gent.

De oprichting van De Vrienden van het Museum voor Schone Kunsten op 12 december 1897 onder het voorzitterschap van Fernand Scribe (1851-1913) was bepalend voor de collectie barok. Het doel van de groepering was het opvullen van de lacunes wat de collecties oude meesters betrof. Het museum kocht in die periode enkel werk van contemporaine kunstenaars. Fernand Scribe omringde zich met verlichte amateurs en professionelen die beschikten over een uitgebreid netwerk, zoals kunsthistoricus Georges Hulin de Loo (1862-1945) die professor aan de Universiteit van Gent was, of kunstenaars zoals Jean Delvin (1853-1922) die directeur van de academie was.

Dankzij deze persoonlijkheden en hun gediversifieerde smaak is het MSK in het bezit van een werk zoals Portret van een vrouw van Frans Hals (Circa 1582-1666), aangekocht op een publieke verkoop in Antwerpen in 1898. Of L' Etude de bétail van Nicolas Berchem (1620-1683) dat ook in 1898 werd aangekocht en afkomstig was uit een Gentse privécollectie. Studies van de kop van Abraham Grapheus van Jacob Jordaens I komt uit de nalatenschap van de schilder Théodore Canneel (1899), De geseling van Rubens werd in 1910 in Berlijn aangekocht, net zoals Portret van bisschop Jean-Pierre Camus door Philippe de Champaigne (1602-1674).

Bepaalde aankopen deden bijwijlen stof opwaaien. Dit was onder meer het geval met Anthony van Dycks Jupiter en Antiope, een werk dat voorheen aan Jordaens werd toegeschreven. Het schilderij dat in 1900 in Londen werd gekocht, choqueerde heel wat leden van de commissie van het museum omwille van de zinnelijkheid van het vrouwelijk naakt op de voorgrond. Rond 1908 was men zelfs van plan om het werk uit de zalen te halen.

Fernand Scribe was niet enkel een uitzonderlijke voorzitter, hij was ook een verzamelaar die zijn collectie uitbouwde in functie van de noden van het museum. Op die manier kocht hij in 1911 de pendant van een trompe l'oeil van Cornelis Norbertus Gijsbrechts (Circa 1630-circa 1684) die de Vrienden op datzelfde moment hadden aangekocht. In 1913 komt het werk na Scribes overlijden in de collectie van het museum. Hij legateert zijn hele collectie aan het museum.

Barokke beeldhouwkunst is ondervertegenwoordigd in de collectie maar de aanwezige werken zijn kwalitatief hoogstaand, zoals de bozzetti van Laurent Delvaux voor de Sint-Baafskathedraal in Gent of de Piëta die toegeschreven is aan een leerling van Lucas Faydherbe (Nicolaas van der Veken (1637-1709)?).

Het prentenkabinet is bescheiden van omvang en werd voornamelijk opgebouwd door de steun van De Vrienden van het museum. Diverse losse stukken werden verzameld, bijvoorbeeld door de schenking van een verzameling schilderijen en sculpturen en een belangrijk corpus tekeningen en prenten in 1911 door Gustave Vermeersch (1842-1911). In 1949 krijgt het museum tekeningen en prenten van de schilder Jozef Horenbaut (1863-1956). Beide schenkingen vormen de basis van het prenten- en tekeningenkabinet.

De laatste decennia is het MSK Gent gespecialiseerd in kunst uit de 19e en 20e eeuw. Nieuwe aankopen worden beperkt tot deze periode. De barok komt op het tweede plan. Het museum blijft niettemin waakzaam en blijft uitkijken om lacunes op te vullen.

Bruno Fornari

CC BY (Creative Commons 4.0)