Groeningemuseum
Contact

Groeningemuseum

Dijver 12

8000 Brugge

België

T 0032 (0)50 44 87 43

musea@brugge.be

Website

Het Groeningemuseum is in de eerste plaats bekend om de topstukken uit de Zuidelijke Nederlanden van de vijftiende en de vroege zestiende eeuw. Naast de collectie Vlaamse primitieven omvat het museum tal van werken uit de periode van de latere zestiende eeuw tot nu, met onder meer een indrukwekkende deelverzameling Brugs neoclassicisme en een representatief ensemble Vlaamse expressionistische schilderkunst. Het is duidelijk dat de kunst van de zeventiende eeuw binnen het Groeningemuseum niet prioritair is. Toch is met de jaren een karakteristieke collectie gegroeid.

De collectie van het Groeningemuseum is ontstaan uit de Brugse Academie voor teken- en schilderkunst, opgericht in 1717. De statuten van 1720 bepalen dat elke kunstenaar verplicht is een werk te schenken aan de Academie. Bij een brand in 1755 gaat het grootste deel van de tot dan toe opgebouwde verzameling verloren, maar het voorgeschreven schenkingsbeleid blijft aangehouden, waardoor een groot aantal werken uit de tweede helft van de achttiende eeuw bijeengebracht worden. Daarnaast wordt ook oudere kunst aan de Academie overgemaakt, zoals het Gezicht op de Handelskom te Brugge van Hendrik van Minderhout (1653), dat zou geschonken zijn door Paul Josef de Cock.

Vanaf 1794 worden door de Franse bezetter waardevolle kunstwerken in kerkelijke en openbare gebouwen in beslag genomen en naar Parijs afgevoerd. In 1796 worden de resterende werken geïnventariseerd en later verzameld in de voormalige Duinenabdij in Brugge, waar een Ecole centrale wordt gesticht, met een museum: het Musée du Département de la Lys

Verschillende werken van Jacob van Oost I worden op die manier uit hun oorspronkelijke context gehaald, zoals Sint-Martinus en Sint-Augustinus wast de voeten van Christusuit de Brugse abdij van Sint-Trudo, het Portret van een theoloog met zijn secretaris uit de abdij van Spermalie, en twee scènes uit het leven van Sint-Antonius van Padua uit de Minderbroederskerk. Jacob van Oost I kan beschouwd worden als de belangrijkste figuur van de Brugse barokperiode. Van Oost kreeg ontelbare opdrachten voor kerken en kloosters in Brugge en omgeving. Daarnaast is hij bekend om zijn portretten en profane historiestukken. Tijdens de jaren 1620 verbleef hij enkele jaren in Italië, wat een grote impact op zijn stijl heeft gehad.

Na de afschaffing van de Ecole centrale in 1803-1804 wordt een deel van de verzamelde werken teruggeschonken aan de oorspronkelijke eigenaars; het andere deel wordt stadsbezit. Na het einde van de Franse overheersing in 1815 worden ook de geconfisqueerde werken uit Parijs teruggebracht naar Brugge. De Stad Brugge kiest ervoor om het Museum van de Academie uit te bouwen, in plaats van een eigen museum op te richten. In 1827-1828 worden zo een dertigtal belangrijke werken door de Stad overgedragen aan de Academie. Naast verschillende werken uit de huidige kerncollectie van Vlaamse primitieven, gaat het - voor de barokperiode - onder meer om bovengenoemde werken van Jacob van Oost I en vier grote landschapsschilderijen van de Brusselse schilder Lucas Achtschellinck.

In de tweede helft van de negentiende eeuw komt de Academie in moeilijkheden; haar volledige bezit, inclusief de kunstwerken, wordt in 1892 overgemaakt aan de Stad Brugge, die tot op heden eigenaar is van de kunstcollectie. De werken zijn op dat moment ondergebracht in de Bogaerdenschool. In het voormalige Jezuïetencollege op de Verwersdijk wordt in 1898 een Museum voor Moderne Kunst ingericht. Pas in 1930 wordt uiteindelijk tegemoet gekomen aan het gebrek aan tentoonstellingsruimte, met de plechtige inhuldiging van het nieuwe Groeningemuseum, aan de Groeningestraat. Hier krijgen eerst de oude meesters een plaats; een jaar later wordt de tentoonstelling vervolledigd met de achttiende-eeuwse en de moderne meesters.

In 1955 wordt het Oudheidkundig Genootschap van Brugge, dat zijn verzameling in het Gruuthusemuseum toont, ontbonden. De bezittingen worden overgedragen aan de Stad Brugge. De talrijke schilderijen, waaronder stadsgezichten en Jacob van Oosts I Portret van Fovin de Hasque, vinden onderdak in het Groeningemuseum.

Naast de uiteenlopende overdrachten zijn schenkingen en legaten een andere belangrijke wijze van herkomst van vele barokwerken in de collectie. Van Oosts Bespotting van Christusbijvoorbeeld, is afkomstig van een legaat uit 1931. Uit 1904 dateert het legaat van Charles Van der Beeck-Bouvy. Dit legaat brengt een markante bijdrage aan de barokcollectie van het Groeningemuseum, met zeventiende-eeuwse schilderkunst van zowel de Noordelijke als de Zuidelijke Nederlanden. De verzameling omvat verschillende stillevens, onder meer het Stilleven met vis van Alexander Adriaenssen en twee bloemstukken van Jan Baptist Bosschaert. Representatieve landschappen, genrestukken en portretten zijn eveneens aanwezig, net zoals enkele religieuze stukken, zoals een Man van Smarten van Jan Janssens en een Engelpiëta uit de omgeving van Louis de Deyster. Ook organisaties brengen opmerkelijke donaties. Zo schenken zowel het Sint-Jorisgilde als de Société Médico-Chirurgicale elk een portret van een belangrijke persoon uit hun vereniging, beide geschilderd door Jacob van Oost I.

Tenslotte wordt de collectie barok aangevuld via een doordacht aankoopbeleid. In 1995 is deHeilige martelares van Jacob van Oost I aangekocht in Londen. In het verleden gebeurden verschillende aanwervingen door tussenkomst van de Vrienden der Musea, zoals bijvoorbeeld Het schildersatelier van Jacob van Oost I in 1905. De huidige vereniging Vrienden van de Stedelijke Musea Brugge is opgericht in 1958 en zet de steun bij het aankoopbeleid verder. In 1983 kan op die manier De Waarzegster van van Oost aan de collectie toegevoegd worden. Via wetenschappelijk onderbouwde aankopen wordt dus enerzijds het specifieke karakter van de collectie versterkt. Anderzijds wordt de Brugse barokcollectie in een bredere kunsthistorische context geplaatst. In 1991 is, met de steun van de Vrienden van de Stedelijke Musea Brugge en de Nationale Loterij, het werk Achilles en de dochters van Lycomedes van Erasmus Quellinus II aangekocht, waarvan reeds een kleinere kopie in de collectie aanwezig was. In 2012 is het Portret van Samuel Crew van Peter Lely verworven, een kenmerkend voorbeeld van zijn synthese van de Hollandse en Vlaamse portrettradities, met onmiskenbare invloeden van Anthony van Dyck.

Guenevere Souffreau

CC BY (Creative Commons 4.0)